Dicts.info 

Dutch vocabulary

Learn English to Dutch vocabulary : Verb




Index > Verb

accept aanvaarden, [wij] nemen aan
accuse beschuldigen, [wij] beschuldigen
achieve bereiken, [wij] bereiken
act handelen, [wij] handelen
add bijvoegen, toevoegen
add optellen, [wij] tellen op
admit erkennen, [wij] erkennen
affect invloed hebben op
agree afspreken, overeenstemmen
allow toelaten, [wij] laten toe
announce aankondigen, [wij] kondigen aan
argue redetwisten, ruzie
arrive aankomen, [wij] aankomen
ask vragen, [wij] vragen
attack aanvallen, [wij] tackelen
avoid vermijden, [wij] vermijden
be leven, [wij] leven
bear dragen, torsen
beat overwinnen, [wij] overwinnen
become worden, [wij] worden
behave 0
believe geloven, [wij] geloven
benefit ten goede komen aan, goed doen
bite bijten, [wij] bijten
bring halen, [wij] halen
build bouwen, [wij] bouwen
burn afbranden, [wij] branden af
call roepen, schreeuwen
care 0, [wij] geven om
carry dragen, [wij] dragen
catch opvangen, [wij] opvangen
cause teweegbrengen, [wij] teweegbrengen
change veranderen, aanpassen
choose kiezen, [wij] kiezen
classify classificeren, [wij] classificeren
clean schoonmaken, [wij] maken schoon
compare vergelijken, [wij] vergelijken
connect 0, [wij] connectie leggen
contain bevatten, [wij] bevatten
continue voortzetten, [wij] voortzetten
control beheersen, beheren
cook koken, [wij] koken
copy kopiëren, [wij] kopiëren
cough hoesten, [wij] hoesten
crush verpletteren, [wij] verpletteren
crush knijpen, [wij] knijpen
cry huilen, [wij] huilen
decide beslissen, [wij] beslissen
deliver 0
describe beschrijven, [wij] beschrijven
design ontwerpen, [wij] ontwerpen
desire willen, [wij] willen
develop ontwikkelen, [wij] ontwikkelen
die sterven, [wij] overlijden
discover ontdekken, [wij] vinden
discuss bespreken, [wij] bespreken
dislike 0
divide verdelen, [wij] verdelen
doubt twijfelen, [wij] twijfelen
drive besturen, [wij] mennen
embrace bevatten, [wij] bevatten
encourage aanmoedigen, [wij] moedigen aan
end eindigen, [wij] eindigen
enhance verhogen, [wij] verhogen
enjoy genieten, [wij] plezier hebben
enter binnengaan, [wij] gaan binnen
establish oprichten, [wij] aanleggen
estimate veronderstellen, gissen
exceed overtreffen, [wij] overtreffen
exist bestaan, [wij] bestaan
expect verwachten, [wij] afwachten
explain uitleggen, verklaren
express 0, uitdrukken
fight vechten, [wij] vechten
fill vullen, [wij] vullen
find ontdekken
find out 0, uitzoeken
finish afwerken, beëindigen
flush gelijkmaken, [wij] maken gelijk
forgive vergeven
free verlossen, [wij] verlossen
give up zich overgeven
grow groeien, [wij] groeien
happen gebeuren, [wij] gebeuren
hate haten, [wij] haten
hide verbergen
hold 0, vasthouden
identify opsporen, [wij] identificeren
imply 0, invloed hebben op
include bevatten, toevoegen
increase stijgen, [wij] stijgen
injure verwonden, kwetsen
introduce 0
introduce voorstellen, [wij] stellen voor
join verbinden, [wij] verbinden
keep houden, [wij] houden
kick trappen, [wij] trappen
kill doden, [wij] doden
land aan land gaan
last 0, [wij] overleven
lead leiden, [wij] leiden
leave laten, [wij] laten
let liet, [wij] laten
lift optrekken, optillen
limit beperken, [wij] beperken
load laden, [wij] laden
lock sluiten, afsluiten
look er uitzien, eruitzien
lose verliezen, [wij] verliezen
manage leiden, [wij] leiden
marry trouwen, huwen
match corresponderen, [wij] corresponderen
mean bedoelen, [wij] betekenen
mean van plan zijn
measure meten, [wij] meten
mention noemen, [wij] citeren
miss missen, [wij] missen
miss missen, [wij] missen
name noemen, [wij] noemen
operate bedienen, [wij] bedienen
order ordenen, bevelen
own bezitten, [wij] bezitten
pass on 0, [wij] geven
peel schillen, [wij] schillen
plan plannen, [wij] plannen
please 0
plow ploegen, [wij] ploegen
poison vergiftigen, [wij] vergiftigen
polish polijsten, oppoetsen
prepare voorbereiden, [wij] voorbereiden
press drukken, [wij] drukken
prevent voorkomen, [wij] voorkomen
print afdrukken, [wij] drukken af
process verwerken, [wij] verwerken
profit verdienen, winst maken
protest protesteren, [wij] protesteren
prove bewijzen, [wij] bewijzen
publish uitgeven, uitbrengen
raise fokken, grootbrengen
rate schatten, [wij] beoordelen
reach bereiken, [wij] bereiken
receive ontvangen, [wij] ontvangen
record opnemen, [wij] nemen op
reduce verlagen, [wij] reduceren
reflect spiegelen, [wij] spiegelen
refuse weigeren, [wij] afwijzen
remove verwijderen, [wij] verwijderen
render retourneren, [wij] teruggeven
replace vervangen, [wij] vervangen
reply antwoorden, [wij] antwoorden
report rapporteren, [wij] rapporteren
represent vertegenwoordigen, [wij] vertegenwoordigen
request verlangen, [wij] verlangen
respect eerbiedigen, [wij] respecteren
rest 0
reveal onthullen, [wij] onthullen
risk wagen, [wij] wagen
round off afronden, [wij] afronden
rule regeren, [wij] regeren
save besparen, [wij] sparen
save redden, [wij] redden
see zien, aanschouwen
see beschouwen, [wij] beschouwen
send op de post doen, [wij] posten
serve dienen, uitgevoerd hebben
sew naaien, [wij] naaien
share delen, [wij] delen
shout schreeuwen, [wij][wij] schreeuwen
show tonen, laten zien
smash slaan, [wij] slaan
smell ruiken, geuren
smell stinken, [wij] stinken
smell ruiken, [wij] ruiken
smoke roken, [wij] roken
spend doorbrengen, [wij] brengen door
stand staan, [wij] staan
stay blijven, [wij] blijven
steal stelen, ontvreemden
stop stoppen, [wij] stoppen
study studeren, instuderen
suffer lijden, [wij] lijden
suggest voorstellen, [wij] stellen voor
supply voorzien, [wij] bestellen
support steunen, [wij] steunen
suppose 0, [wij] veronderstellen
surprise verrassen, [wij] verrassen
taste smaken, [wij] smaken
teach aanleren, leren
test proberen, [wij] proberen
thank bedanken, [wij] bedanken
think 0, [wij] denken
throw werpen, gooien
title betitelen, [wij] betitelen
trade handel, [wij] handelen
train trainen, opleiden
travel lopen, [wij] lopen
treat behandelen, [wij] behandelen
trick beetnemen, [wij] nemen beet
try pogen, proberen
turn draaien, [wij] draaien
visit bezoeken, opzoeken
walk lopen, wandelen
warm warmen, [wij] warmen
wash wassen, [wij] wassen
watch kijken, [wij] kijken
wear aanhebben, [wij] dragen
weigh wegen
win winnen, [wij] behalen
wish wensen, [wij] wensen

Learn topic "verb" with flashcards  |  Test topic "verb" in vocabulary trainer  |  Learn Dutch

Privacy policy   Disclaimer   Terms of use  
Copyright © 2003-2024 Dicts.info.