Dicts.info 

Dutch vocabulary

Learn English to Dutch vocabulary : Business




Index > Business

account [de] zakenrelatie
advantage [het] voordeel
advertisement [de] advertentie, [de] commercial
advice [de] raad, [het] advies
agreement [de] overeenstemming
attention [de] attentie
authority [de] autoriteit
banknote [het] bankbiljet
bargain [de] overeenkomst
brand [het] merk
business [het] bedrijf, [de] zaak
businesswoman [de] zakenvrouw
capital [de] hoofdstad
change [het] wisselgeld
cheque [de] cheque
committee [het] comité
company [het] bedrijf, [de] zaak
competition [de] concurrentie
complaint [de] aanklacht
contract [het] contract
copy [de] kopie
cost [de] kosten
council [de] adviesraad, [het] raadgevend lichaam
course [de] cursus
customer [de] klant
demand nodig hebben
department [het] departement
difficulty strubbeling
director [de] [de] directeur, [de] directrice {f}
economy [de] economie
environment [de] omgeving, [het] mileu
experience [de] ervaring
firm [het] bedrijf, [de] zaak
form [het] formulier
group groep
help [de] hulp
holiday [de] vakantie
income [het] inkomsten
industry [de] industrie
insurance [de] verzekering
interest [de] rente
invoice [de] rekening, [de] factuur
job [het] werk
law [de] wet
leave [het] verlof
loss [het] verlies
management [het] management, [de] directie
mark markering, aanduiding
market [de] markt, [de] marktplaats
material [het] materieel
mean [het] gemiddelde
meeting [de] samenkomst, [de] bijeenkomst
money [het] kleingeld
occupation [het] werk
offer aanbod
office [het] kantoor
officer [de] ambtenaar
operation operatie, bewerking
owner [de] bezitter
package [het] pakket
payment [de] betaling
plan plan
price [de] prijs
problem [het] probleem
product [het] product
profit [de] winst
property [het] eigendom, [het] bezit
rate [het] tarief
rest [de] rest
reward [de] beloning
right [het] recht
sale [de] verkoop
section [het] deel
section [de] sectie, [het] gedeelte
service [de] service
share [de] aandeel
shop [de] winkel
show 0
skill 0
staff [het] personeel
structure [de] structuur
success [het] succes
support steun
table [de] tabel
tax [de] belasting
team [de] ploeg, [het] team
trade [de] handel
value [de] waarde
work werk
worker [de] werker, [de] arbeider

Learn topic "business" with flashcards  |  Test topic "business" in vocabulary trainer  |  Learn Dutch

Privacy policy   Disclaimer   Terms of use  
Copyright © 2003-2024 Dicts.info.